Scene 4

Scene vier: Kloppers Vanaf de eerste werkdag in Het Oog is het kloppen op de ruit een motief. Het werk moet aandringen. Het publiek bevindt zich aan de andere kant van de ruit, passeert. Hamers uit een piano worden gebruikt om raamkloppers te maken. Het mechaniek wordt bevestigd tegen de ruit. In plaats van de […]



Scene vier: Kloppers


Vanaf de eerste werkdag in Het Oog is het kloppen op de ruit een motief.
Het werk moet aandringen. Het publiek bevindt zich aan de andere kant van de ruit, passeert.



Hamers uit een piano worden gebruikt om raamkloppers te maken.
Het mechaniek wordt bevestigd tegen de ruit. In plaats van de werking met toetsen en een hefboompje, wordt de hamer nu door een ruk aan een koord in werking gebracht. Een puls laat de hamer slaan.



Wat heeft in de omgeving van Het Oog voldoende trekkracht om de kloppers in werking te zetten?
We zoeken de omgeving af:



Het draaien van de klok boven de hoofdingang van het museum?
Stel een touwtje is bevestigd aan de wijzers van het uurwerk, ze draaien rond en hebben een uitslag. De beweging blijkt voor dit doel te gelijkmatig.
Het moeten juist haastige rukjes zijn. Pulserend, zoals bij de tikken van de metronoom, kort en direct. Als een bolkgolf.



Misschien werkt het met de wind, die ook de takken van de bomen in beweging brengt?
Of een drijver, verderop in de rivier de Dommel? Dan trekt het voorbijstromende water aan het koord.
Of kan het pompmechanisme van de museumvijver de kloppers aandrijven? Zoals het ook draaikolkjes maakt.
Of bevestigen we de touwtjes aan de wapperende vlag in de voortuin, of aan die bij het restaurant op het terras?



Het luistert allemaal zeer nauw, de kleinste bewegingen moeten kunnen worden getransporteerd.
Het touw mag daarom nauwelijks rek hebben. Er is geen marge.



De kloppers worden met lange draden aan vanalles en nog wat verbonden. Soms slaan ze uit.
Een tijdelijke proefopstelling met doeken aan een waslijn boven op het dak, in de steeg, werkt het best.
Net als een vlag.